Bonhoeffer is mijn held geworden in Zuid-Afrika. Ik heb in 2002 een half jaar gestudeerd in Kaapstad, en volgde een collegereeks bij John de Gruchy over de rol van Bonhoeffer in het verzet tegen apartheid. We waren met een kleine groep studenten, zo’n acht personen, van zeer diverse achtergrond: blanken en kleurlingen, Europeanen en Zuid-Afrikanen. Het was voor John de Gruchy de laatste collegereeks voor zijn emeritaat. Ruim dertig jaar lang heeft hij in alle delen van Zuid-Afrika gesproken over Bonhoeffer. Hij schreef een groot aantal boeken over Bonhoeffer, waaronder ‘The Cambridge Companion to Dittrich Bonhoeffer’ en ‘Bonhoeffer and South Africa’.
Dankzij John de Gruchy is Bonhoeffer mijn held geworden. De Gruchy wist op fascinerende wijze te spreken over het leven van Bonhoeffer. Zijn rol in het verzet, zijn aandeel in een poging om Hitler te vermoorden, en de wijze waarop hij stand hield tegen het nazisme (ja, daadwerkelijk ‘stand hield’). Jarenlang was Bonhoeffer de inspirator van leden van het verzet in Zuid-Afrika: Beyers Naudé, Allan Boesak, Frank Chikane, en de thans in onmin geraakte Carl Niehaus. Allen beriepen zij zich op de theologie van Bonhoeffer om hun strijd tegen apartheid te rechtvaardigen. Toen Eberhard Bethge, vriend en biograaf van Bonhoeffer, in 1973 naar Zuid-Afrika kwam om over hem te vertellen, werd hem na afloop van lezingen gevraagd: `Wanneer is Bonhoeffer in Zuid-Afrika geweest? Hij kent onze situatie van binnenuit!’ Zo treffend leek zijn analyse van de situatie, zo naadloos leek zijn theologie te passen op de Zuid-Afrikaanse context.
De ethiek van Bonhoeffer spreekt mij bijzonder aan. De mens heeft geleerd alle grote problemen zelf op te lossen zonder terug te vallen op de ’werkhypothese God’. Het is aan ons om gestalte te geven aan de wereld die God voor ogen heeft. Wij zijn het grondpersoneel van God, wij hebben de opdracht meegekregen om de woorden van Jezus in de praktijk te brengen. Als kerken hebben wij daarin een bijzondere verantwoordelijkheid: de kerk is alleen kerk als ze kerk voor anderen is.
Met groot enthousiasme hoorde ik de verhalen aan van de verzetshelden in Zuid-Afrika. Op zondagen hoorde ik hen preken over de nieuwe toekomst van Zuid-Afrika, waarin geen plaats meer zou zijn voor racisme en discriminatie. De tijden waarover Bonhoeffer had gedroomd waren aangebroken in Zuid-Afrika, en ik was daar getuige van!
Terug in Nederland meldde ik mij meteen aan bij het Bonhoeffer Gezelschap. Ik probeerde het gehele oeuvre van Bonhoeffer te verzamelen. Ik nam mij voor, om dagelijks een stukje te lezen uit het Brevier. Dat laatste viel mij tegen: ik schrok hevig van het taalgebruik van Bonhoeffer. Ik vond hem zwaar op de hand, dogmatisch in zijn denken, in zichzelf gekeerd, en vooral abstract. Is dit dezelfde Bonhoeffer als degene die ik in Zuid-Afrika had leren kennen? Mijn liefde voor Bonhoeffer kreeg een zware klap. De acceptgiro die ik van het Bonhoeffer Gezelschap ontving, heb ik nooit ingevuld.
Een aantal jaren later deed ik belijdenis in de remonstrantse kerk in Leiden. Ter voorbereiding daarop sprak ik een aantal malen met ds. Laura van Asselt, en zij vroeg mij wie mijn inspirator was. Ik aarzelde geen moment, en noemde de naam van Bonhoeffer. Laura van Asselt las zijn gedicht ‘wie ben ik’ voor tijdens mijn belijdenisdienst. Bonhoeffer was weer mijn held, en dat is hij sindsdien gebleven.
Dankzij het gedicht ‘wie ben ik’ ben ik nader tot Bonhoeffer gekomen. Hij is een man met twee kanten. Aan de ene kant, de standvastige gelovige die zelfverzekerd naar voren komt als hij zich daartoe geroepen voelt. Aan de andere kant, de twijfelaar. Eenzaam vragen drijft de spot met mij. Ik herken veel van mijzelf in deze beide kanten, met name in de beschrijving van Bonhoeffer in de biografie over hem van zijn goede vriend Bethge. Daarin vertelt Bethge over de keurige Bonhoeffer, altijd goed gekleed, en die zelfverzekerd overkomt. Bethge beschrijft daarnaast de Bonhoeffer die twijfelt aan zijn keuzes, en die zich in eenzaamheid afvraagt of hij wel op de goede weg zit.
Bonhoeffer is voor mij een held, omdat hij door alle twijfel heen trouw is gebleven aan zijn overtuigingen. Ik hoop dat ik, als het erop aankomt, een even sterk geloof zal hebben als Bonhoeffer. Ik hoop, dat ook ik tijdens de moeilijk momenten in mijn leven het slot van het gedicht ‘wie ben ik’ kan beamen: wie ik ook ben, Gij kent mij, U behoor ik toe, o God.
Joost Röselaers