Heb je Tirza al gelezen? Sinds ik dit boek van Arnon Grunberg afgelopen zomer heb
gelezen, behoort deze vraag tot mijn standaard openingsvragen. Misschien hebt u het inderdaad al gelezen, en anders raad ik u het van harte aan (binnenkort verschijnt het verhaal trouwens ook als film).
Tirza is de jongste dochter van Jörgen Hofmeester, die eigenlijk de hoofdrolspeler is van het boek. Hij is uitgever en woont aan het mooie deel van de Van Eeghenstraat, achter het Vondelpark. Voor de buitenstaander leidt hij een succesvol leven, en dat wil hij graag zo houden. Ook na zijn ontslag verlaat hij iedere ochtend keurig in pak zijn huis en keert hij aan het begin van de avond weer terug naar de Van Eeghenstraat. Ondertussen verliest hij de controle over zijn leven. Zijn vrouw en zijn oudste dochter hebben hem verlaten. Met Tirza heeft hij een zeer hechte band, op het beklemmende af. Zelfs Tirza dreigt hij echter te verliezen wanneer zij op reis gaat naar Namibië. Jörgen Hofmeester gaat in Namibië op zoek naar zijn dochter – en zichzelf. De onverwachte wendingen aan het slot benadrukken de tragiek en eenzaamheid van Jörgen Hofmeester.
Tirza heeft diepe indruk op mij gemaakt. Allereerst, omdat ik het boek geheel toevallig heb gelezen tijdens mijn vakantie in Namibië, waar de laatste hoofdstukken zich afspelen. Het werd een kleine bedevaart: ik wou eten in het restaurant waar Jörgen Hofmeester regelmatig at en probeerde in de immense Namibische woestijn het besef van verlorenheid te ervaren waar Jörgen Hofmeester op die plek bijna aan onderdoor ging. Maar ik werd vooral aangesproken door de vragen die Jörgen Hofmeester zichzelf stelt in het boek. Hoe betrouwbaar zijn de zekerheden die je om jouw bestaan heen opbouwt? Net als Jörgen Hofmeester heb ik een eigen huis, een vaste baan, een uitgebreid sociaal leven… Kortom, het lijkt wel aardig goed met mij te gaan, maar zou ik dit allemaal ook zomaar kunnen verliezen? En wat blijft er dan nog van mij over? Wil ik dan ook verdwijnen in de Namibische woestijn?
Ik denk dat een aantal zaken mij hiervan zal weerhouden. Allereerst heb ik lieve mensen om me heen die mij juist op zulke momenten zullen steunen en mij niet alleen achter zullen laten in de woestijn. In tegenstelling tot Jörgen Hofmeester geloof ik nog steeds in het goede van de mens, ook in mindere tijden. De kerkelijke gemeenschap zal mij dan hopelijk ook niet in de steek laten. Maar bovenal hoop ik dat juist op zo’n moment van diepe verlorenheid en eenzaamheid het geloof mij een steuntje in de rug zal geven. Het geloof dat cynisme niet het laatste woord zal hebben in deze wereld. Het geloof in een uitweg, zelfs in de meest uitzichtloze situaties. Het geloof in een God die liefde is en grond is van ons bestaan. Ik hoop dat ik hierin mag blijven geloven, ook als ik verloren en geheel op mijzelf teruggeworpen zal dwalen door de woestijn.
Joost Röselaers